Een huurder loopt achter met het betalen van de huur. Hij heeft zijn woning onderverhuurd en stelt dat de onderhuurder maar moet betalen. Hoe oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden?
De procedure
De verhuurder van een woning (een woningstichting) vordert dat de huurder van de woning tot betaling van de huurachterstand veroordeeld wordt. De huurder roept in vrijwaring de gebruiker van de woning op. De rechter veroordeelt de huurder in de hoofdzaak tot betaling van de huurachterstand en wijst de vordering in vrijwaring af.
De huurder stelt in de vrijwaring hoger beroep in.
Hof: inderdaad onderhuur
Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter. Uit de stellingen van partijen volgt dat de huurder zijn woning aan de gebruiker ter beschikking heeft gesteld. De gebruiker betaalde de huurprijs via automatische incasso aan de verhuurder. De rechtsverhouding tussen partijen met betrekking tot het gebruik van de woning is daarmee te kwalificeren als een (onder)huurovereenkomst.
Gebruiker betaalde twee maanden niet
Aan bewijs van de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst door de gebruiker wordt daarmee dus niet toegekomen. Uitgaande van onderhuur staat vast dat de gebruiker geen tegenprestatie heeft voldaan over de maanden mei en juni 2014. Toen had hij namelijk de automatische overschrijving weer laten terugstorten.
Geen bewijs van andere afspraak
Niet is gesteld dat de (onder)huurovereenkomst voordien al was geëindigd. Daarmee rust op de gebruiker de bewijslast van zijn verweer dat hij met de huurder is overeengekomen dat hij geen tegenprestatie meer verschuldigd was wanneer hij over onvoldoende inkomsten beschikte en dat hij vanaf 1 mei 2014 ook niet meer over voldoende inkomsten beschikte. De gebruiker heeft dat bewijs niet geleverd. Zijn verweer wordt verworpen.
Onderhuurder moet dus betalen
De gebruiker is aan de huurder daarom de volledige huurprijs van de woning over de maanden mei en juni 2014 verschuldigd, een bedrag van € 1.484,22 te vermeerderen met de wettelijke rente.