Als u moet verhuizen dan heeft u recht op een vergoeding van de kosten. Ook als u eigenlijk helemaal geen kosten heeft?
Plan voor renovatie
Huurder huurt sinds 1 september 2003 een appartement voor € 270 per maand, inclusief servicekosten. Verhuurder is een vennootschap die zich richt op de aankoop en exploitatie van onroerende zaken. In 2013 heeft verhuurder het plan opgevat om het complex grondig te renoveren en te vergroten door middel van nieuwbouw van een aantal appartementen aan de achterzijde van het gebouw.
Rechter kent geen vergoeding toe
Begin januari 2014 heeft huurder het huurobject tijdelijk ontruimd en zijn de werkzaamheden gestart. Op 1 april 2014 nam huurder weer zijn intrek in het appartement.
De verhuurder heeft de huurder gedagvaard voor de kantonrechter te Zwolle en gevorderd dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en huurder wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur.
Lees ook: Wie mag er blijven wonen na einde relatie?
Hoger beroep alleen hierover
De huurder gaat in hoger beroep.
De verhuurder voert aan dat huurder geen aanspraak heeft op een verhuiskostenvergoeding, allereerst omdat hij afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op een dergelijke vergoeding en ook omdat hij geen kosten had voor de verhuizing. De kantonrechter heeft het betoog over het ontbreken van kosten gehonoreerd.
Wettelijke regeling
Op grond van de wet draagt de verhuurder van woonruimte bij in de kosten van de verhuizing van de huurder indien verhuizing in verband met een renovatie noodzakelijk is.
Lees ook: Hoger beroep niet-ontvankelijk
Kosten worden er altijd gemaakt
De stelling van verhuurder dat huurder afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op een verhuiskostenvergoeding, wordt verworpen. Het hof volgt verhuurder evenmin in diens betoog dat huurder geen aanspraak heeft op de verhuiskostenvergoeding, omdat hij geen verhuiskosten heeft gemaakt.
Altijd recht op een vergoeding
Maar ook als huurder geen kosten zou hebben gemaakt, gaat het betoog van verhuurder niet op. Uit de tekst van de wet, gelezen in het licht van de wetsgeschiedenis , volgt dat een huurder in ieder geval aanspraak heeft op de daar bedoelde minimumbijdrage.
Bron: ECLI:NL:GHARL:2019:288