Categorieën
Huurrecht

Bewijsvermoeden ziet ook op tekortkoming (Huurrecht)

Wie is aansprakelijk voor de schade door een lekkage, de huurder of de verhuurder? De wet bevat een bewijsvermoeden. De Hoge Raad heeft hier onlangs invulling aan gegeven.

Lekkage

Een huurder van een bovenwoning merkt in juni 2016 dat de koppeling van een cv-installatie lekt. Hij denkt dat het makkelijk op te lossen is. Samen met een huisgenoot duwt hij de vulslang richting de koppeling en draait de slangklem aan die kant verder vast. Een maand later ontstaat er ernstige schade als het gehuurde en de benedenwoning onder water komen te staan. De vulslang die op de de cv-installatie en de kraan was aangesloten had losgelaten als gevolg van waterdruk doordat de kraan open stond. Het water uit die kraan kon toen langere tijd in het gehuurde blijven stromen.

Aansprakelijkheid

De schade bedraagt € 121.000. De vraag is wie daarvoor aansprakelijk is en wie dus moet betalen. De wet zegt in art. 7:218 BW dat alle schade aan een gehuurde woning wordt vermoed te zijn ontstaan door een tekortschieten van de huurder. Uitzondering is brandschade, daarvoor geldt dit bewijsvermoeden niet. Het wettelijke uitgangspunt is dus dat de huurder aansprakelijk is voor alle schade aan de woning of bedrijfsruimte die hij huurt.

Lees ook: Buren moeten camera’s weghalen

Bewijsopdracht

De kantonrechter heeft aan de verhuurder opgedragen om te bewijzen dat de huurder de kraan op enig moment heeft opengedraaid en nadien niet meer dichtgedraaid. Die slaagt in de bewijsopdracht en de rechtbank acht bewezen dat de huurder de kraan opendraaide. Hoger beroep volgt. Hof Amsterdam oordeelt dat de verhuurder terecht belast is met het bewijs, maar dat de verhuurder vervolgens niet het gevraagde bewijs heeft geleverd. Volgens het Hof zijn de huurders daarom toch niet aansprakelijk voor de schade van € 121.000. Dan komt de zaak bij de Hoge Raad.

Bewijsvermoeden

Hierbij gaat het om een nadere uitleg van het bewijsvermoeden van art. 7:218 BW. Volgens het gerechtshof ziet dat vermoeden slechts op het causale verband tussen schade en tekortkoming, niet op de toerekenbaarheid van de tekortkoming aan de huurder. Daarom moet de schuld van de huurder volgens de gewone bewijsregels worden gesteld en bewezen.

Hoge Raad

De Hoge Raad ziet dat, na bestudering van de parlementaire geschiedenis, toch anders. Het bewijsvermoeden ziet ook op de tekortkoming van de huurder. Achterliggende gedachte is dat de huurder in de regel veel beter dan de verhuurder in staat is om na te gaan door welke oorzaak de schade is ontstaan. Kortom: uitgangspunt is dat de huurder aansprakelijk is voor de schade, maar uiteraard mag hij proberen dat vermoeden te ontzenuwen.

Een ander gerechtshof gaat nu deze zaak behandelen, met de uitleg van de Hoge Raad in het achterhoofd.

Bron: ECLI:NL:HR:2023:775

Vragen? Bel mr. van Dalen op 06-27129900