Categorieën
Belastingrecht

Werking van de onschuldpresumptie (Belastingrecht)

Ook een wetsovertreder moet natuurlijk belasting betalen over de inkomsten die hij geniet. Maar wat als de strafrechter hem vrijspreekt, kan de fiscus hem dan nog een aanslag sturen? Daarover gaat een recent arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Hennepkwekerij op zolder

De politie vindt op de zolder bij iemand met een WAO-uitkering een hennepkwekerij. Uit een berekening blijkt dat hij hiermee € 30.000 heeft verdiend. De politie licht de Belastingdienst in. Die corrigeert zijn aangifte. Daarin stonden geen inkomsten uit hennepteelt. De man beweert dat hij niets weet van de kwekerij omdat hij de zolder had onderverhuurd. De strafrechter spreekt de man vrij. Het bezwaar tegen de aanslag wordt afgewezen. Ook bij de rechtbank vangt hij bot. Hij gaat in hoger beroep.

Hof niet gebonden aan oordeel strafrechter

Het Hof oordeelt als volgt. Volgens vaste jurisprudentie is de belastingrechter niet gebonden aan de feitenvaststelling door een strafrechter in een jegens de belanghebbende gevoerde strafzaak ter zake van hetzelfde feitencomplex, noch aan enig oordeel van de strafrechter in die strafzaak. De belastingrechter dient zelfstandig een oordeel over het fiscale geschil te vormen.

Onschuldig totdat tegendeel is bewezen

In het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) staat de onschuldpresumptie (artikel 6). Die luidt: “Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.” In het Melo Tadeu-arrest oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat dit vermoeden zich kan uitstrekken tot een gerechtelijke procedure die op zichzelf niet onder de reikwijdte van artikel 6 valt. Maar ook geldt dat een strafrechtelijke vrijspraak niet in de weg hoeft te staan aan een bewezenverklaring in een latere procedure met minder strenge bewijsregels. De Hoge Raad bevestigde dit in een arrest in juni 2017.

…dat geldt ook in fiscale procedures

Het Hof ziet een link tussen de strafrechtelijke procedure en de onderhavige fiscale procedure. De correctie van € 30.000 vindt immers louter haar grond in het strafrechtelijke onderzoek. Uit het vonnis van de politierechter blijkt dat de man alleen inkomsten uit verhuur van de zolder genoot en niet uit hennepteelt. Ook in deze fiscale zaak geldt het vermoeden van onschuld. De inspecteur is van mening dat de man de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Hij verzweeg inkomsten. Dat probeert de inspecteur te onderbouwen door te wijzen op bankafschriften. Het Hof vindt dat het vermoeden van de fiscus niet van redelijke grond is ontbloot. Maar het is te mager.

Daarom ook nu ‘vrijspraak’

Het komt erop neer dat belanghebbende, gelet op het vermoeden van onschuld dat in deze belastingprocedure aan de orde is, het voordeel van de twijfel krijgt. Het gerechtshof wijst omkering en verzwaring van de bewijslast af. Het hoger beroep is gegrond. De naheffing wordt teruggedraaid.

Conclusie: als iemand door de strafrechter is vrijgesproken, is de kans niet groot dat de fiscus wel succes boekt. In ieder geval is dat dan voor de inspecteur een zware dobber.