Categorieën
Belastingrecht

Vertrouwensbeginsel niet van toepassing bij fraude (Belastingrecht)

In het belastingrecht is niet alleen de wettekst ook belangrijk, ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur spelen een rol. In een recent arrest van de Hoge Raad stond het vertrouwensbeginsel centraal.

Schoonmaker die in de fout gaat met BTW

vertrouwensbeginselEen schoonmaakbedrijf maakte gebruik van de diensten van een uitzendbureau. Op de facturen aan de opdrachtgevers stond geen BTW omdat de schoonmaker ervan uit ging dat de verleggingsregeling gold. Op de facturen die het bedrijf van het uitzendbureau ontving, stond wel omzetbelasting. De schoonmaker vroeg vervolgens de BTW terug maar het uitzendbureau betaalde die belasting niet. De Belastingdienst stelde vragen aan het schoonmaakbedrijf, dat de facturen opstuurde. Daarna werd de teruggave verleend.

In 2011 volgende een onderzoek. De inspecteur constateerde dat het uitzendbureau ten onrechte BTW in rekening had gebracht en dat de schoonmaker dus geen recht had op teruggaaf. Het bedrijf ontving daarom een naheffingsaanslag met boete. Het bezwaar daartegen werd afgewezen en toen volgde een lange weg van rechtbank naar gerechtshof naar Hoge Raad.

Lees ook de algemene informatie over belastingrecht >>

Over het vertrouwensbeginsel

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn belangrijke gedragsnormen. Deze zijn erkend in de rechtspraak en zijn soms terug te vinden in wet- en regelgeving. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw oordeelde de Hoge Raad dat een strikte toepassing van de wet onder omstandigheden zodanig in strijd komt met die beginselen dat strikte toepassing van de wet achterwege moet blijven. Dan gaat het beginsel dus boven de wet. Dat is bijvoorbeeld het geval als de inspecteur het vertrouwen heeft gewekt dat een bepaald standpunt is ingenomen. Dat is het vertrouwensbeginsel, dat nergens in de wet terug is te vinden maar in de praktijk regelmatig onderwerp van discussie is. Als een gedraging van de fiscus duidelijk in strijd is met het recht, zal een beroep op het beginsel weer niet slagen.

Hoger Raad vernietigt arrest van Hof

Het gerechtshof oordeelde dat het schoonmaakbedrijf terecht had gesteld dat het vertrouwensbeginsel gold. Het bedrijf had in antwoord op de vragen van de Belastingdienst immers geen onjuiste en geen onvolledige informatie verstrekt. Daarom kon volgens het Hof de naheffingsaanslag geen stand houden. De Hoge Raad is het hiermee niet eens. Het Hof heeft nagelaten te onderzoeken of het schoonmaakbedrijf wist of kon weten dat het deelnam aan fraude. Het uitzendbureau zou de in rekening gebrachte omzetbelasting nimmer voldoen, terwijl het schoonmaakbedrijf deze niettemin in aftrek zou brengen.

Op grond van jurisprudentie, o.a. van het Europese Hof van Justitie, moet in het geval van fraude een beroep op het vertrouwensbeginsel worden geweigerd. De inspecteur kan dan ook omzetbelasting naheffen wanneer hij aanvankelijk op grond van verstrekte informatie heeft ingestemd met het in aftrek brengen van omzetbelasting, terwijl deze op grond van de wettelijke bepalingen niet in rekening gebracht had mogen worden. Daarbij is niet van belang of het schoonmaakbedrijf zelf met die fraude voordeel heeft behaald. De Hoge Raad verwijst de zaak terug en het gerechtshof moet de zaak nu opnieuw gaan onderzoeken.

Het gaat om toezeggingen, niet om voorlichting

Het is altijd goed om te onderzoeken of u een beroep kunt doen op het vertrouwensbeginsel. Die toezeggingen kunnen expliciet zijn, dus op schrift staan, of impliciet. Niet alle toezeggingen leiden tot een vertrouwen dat wordt beschermd. Een voorbeeld daarvan zijn inlichtingen door de Belastingtelefoon. Dat is algemene voorlichting. Als u tegen een rechtbank zegt: “Maar dat hebben ze bij de Belastingtelefoon gezegd”, dan zult u daarmee waarschijnlijk niet ver komen.

Meer informatie? Neem contact op met Van Dalen advocatuur.
Stuur een e-mail