U belt de Belastingtelefoon en krijgt u informatie die u gebruikt voor het invullen van uw aangifte. In hoeverre kunt u vertrouwen ontlenen aan die informatie? Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch deed een verrassende uitspraak.
Lijfrente
Belanghebbende heeft in 1998 een lijfrenteovereenkomst gesloten. De premies zijn in aftrek gebracht bij het bepalen van de grondslag voor de heffing van inkomstenbelasting.
Zie ook: Het vertrouwensbeginsel en de Belastingtelefoon
Hoger beroep
Belanghebbende heeft de lijfrente afgekocht. In verband daarmee heeft belanghebbende een uitkering ontvangen van € 48.439 en is revisierente in rekening gebracht. Daartegen protesteert hij. Bij de rechtbank vangt hij bot.
Algemene informatie?
Het gerechtshof maakt onderscheid tussen enerzijds algemene voorlichting en en anderzijds concrete en ondubbelzinnige toezeggingen. Voor de eerstgenoemde categorie, die algemene voorlichting omvat, alsmede telefonisch bij de Belastingdienst ingewonnen inlichtingen, geldt dat de inspecteur in de regel door onjuistheden of onvolledigheden in de voorlichting niet wordt gebonden.
Toezegging
Uitgaande van de bewijsoordelen over het telefoongesprek is het redelijk om de mededeling die tijdens het telefoongesprek aan belanghebbende is gedaan aan te merken als toezegging.
Conclusie: het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Belanghebbende krijgt gelijk. Hij hoeft geen revisierente te betalen.
Gevolgen
Een interessante uitspraak. Chapeau voor het doorzettingsvermogen van deze burger, die niet zomaar akkoord ging met zijn belastingaanslag en terug vocht. Belangrijk om zich te realiseren is wel dat belanghebbende aantekeningen had gemaakt van het gesprek, dat de naam van de medewerker bekend was, dat de mededeling zonder enig voorbehoud was gedaan, dat belanghebbende in dat gesprek alle relevante feiten had genoemd en dat deze man of vrouw een leek op fiscaal gebied was. Waarschijnlijk zal dit een uitzondering blijven. De Belastingtelefoon zal vanaf nu vermoedelijk steeds melden dat aan de gegeven antwoorden “geen rechten kunnen worden ontleend”. Voorlichting moet immers mogelijk zijn, zonder dat de fiscus steeds op het matje wordt geroepen.
Bron: ECLI:NL:GHSHE:2020:501